zondag 6 januari 2013

De donkere kamer van Damokles opdrachten


Maak onderstaande opdrachten en zet de antwoorden op je weblog.

1.         Zoek informatie over de schrijver Willem Frederik Hermans.
Zet alle bruikbare en interessante informatie op je weblog, let op de bronvermelding. Minimaal één A4.
    

Willem Frederik Hermans

Levensloop:

portret
Hermans werd geboren in het Diaconessenhuis aan de Overtoom in Amsterdam. Hij groeide op in een Amsterdams onderwijzersgezin. Zijn oudere zus Corry werd hem altijd tot voorbeeld gesteld, vooral door zijn vader, maar Hermans bleef in haar schaduw staan. Zijn vader zei hem dat hij niets kon, dat hij meer op zijn zus zou moeten lijken. Daarom haatte hij haar. Zijn zus zou echter slechts 21 jaar oud worden. Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen, pleegden zij en haar neef Piet Blind, met wie ze een geheime relatie had, zelfmoord. Hermans was toen achttien en op dat moment eindigde zijn jeugd. Ook in andere opzichten veranderde zijn leven. De dood van zijn zus markeerde ook een ander punt: de Tweede Wereldoorlog. De oorlogsjaren en de zelfmoord van zijn zus versterkten het beeld dat hij van de wereld had: dat de wereld chaotisch is.

Deze traumatische ervaring en zijn gevoel van achterstelling en miskenning zijn waarschijnlijk van grote invloed geweest op de ontwikkeling van zijn schrijverschap. Het is in ieder geval een veelvuldig terugkerend thema in zijn werk. Verwijzingen naar de zelfmoord van zijn zus komen in twee romans duidelijk voor: in Ik heb altijd gelijk (1951) en in Herinneringen van een Engelbewaarder (1970). Ook in De donkere kamer van Damokles wordt verwezen naar zijn zus, het hoofdpersonage in het boek heeft namelijk een relatie met zijn nicht.
 
Hermans volgde zijn middelbare schoolopleiding aan het Barlaeus Gymnasium te Amsterdam, in dezelfde klas als Reina Prinsen Geerligs. Op aandringen van zijn vader koos hij voor een studie sociale geografie die hij in september 1940 begon aan de Gemeente Universiteit, maar in 1941 stapte hij over op fysische geografie. Op 9 april 1943 haalde hij zijn kandidaatsexamen. Hermans weigerde de loyaliteitsverklaring te tekenen en moest zijn studie daarom staken.
 
Hij ging na het gymnasium fysische geografie studeren aan de universiteit van Amsterdam; promoveerde in 1955 cum laude, was van 1958-1973 lector in Groningen.

Hij verliet in 1973 enigszins verbitterd Nederland en vestigde zich als schrijver in Parijs. Schreef behalve romans en verhalen ook gedichten, toneelstukken en essays; vertaalde o.m. werk van Wittgenstein; was redacteur van Criterium (1946-1948) en van Podium (1950 en 1963-1964). Weigerde in 1972 de P.C. Hooftprijs; accepteerde in 1977 de Prijs der Nederlandse Letteren. Hermans publiceerde kort na de Tweede Wereldoorlog poëzie (Horror coeli, 1946) en verhalen (Moedwil en misverstand, 1948), werk waaruit aandacht voor irrationele aspecten en voor de nachtzijde van het bestaan blijkt. De roman De tranen der acacia's (1949) beschrijft de identiteitscrisis van een tijdens de Tweede Wereldoorlog opgroeiende jongeman: noch in het politieke (verzet en verraad), noch in het psychologische vlak (vader-, moeder-, zusterfiguren) slaagt deze erin een weg te vinden in de ondoorzichtigheid van de werkelijkheid. De roman schokte het publiek door zijn cynisme, maar de hoofdpersoon Arthur Muttah was voor velen de personificatie van een na-oorlogs levensgevoel. Ook in de roman Ik heb altijd gelijk (1952) is een verbinding tussen een politiek (de situatie in Nederland kort na de politionele acties in Indonesië) en een psychologisch plan (vooral de zusterfiguur) nagestreefd. Het thema is dat van het gefnuikte genie en de zinloosheid van diens woede: wie gelijk heeft, heeft nog niets. Anti-katholieke uitspraken van de hoofdpersoon leverden de auteur een gerechtelijke vervolging op; er volgde echter vrijspraak.

Het persoonlijke leven van Hermans ging intussen niet over rozen. De reis naar Zuid-Afrika die hij in 1982 op uitnodiging van zijn uitgever aldaar, Human en Rousseau, ondernam, kwam hem in Nederland te staan op veel commotie in de media en een officiële boycot, afgekondigd in 1986, van de stad Amsterdam. Op 5 december 1988 was hij zelfs het slachtoffer van een aanslag door een paranoïde persoon, die nog minder dan de stad de literatuur en de werkelijkheid uit elkaar kon houden. Daar staat tegenover dat hij in 1990 eredoctor werd van de universiteit van Luik, en in 1993 van de universiteit van Pretoria.

In de jaren negentig begon Hermans, bewust of onbewust, de cirkel van zijn schrijversloopbaan rond te trekken. In 1991 verhuisde hij van zijn geliefde Parijs naar zijn wellicht nog geliefder Brussel. In dat jaar publiceerde hij een van zijn sterkste verhalenbundels, De laatste roker, waarvan het oudste verhaal, ‘Cascaden en riolen’ al uit 1943 dateerde en dat verder ook drie Richard Similion-verhalen bevat, genoemd naar de alter ego van Hermans zelf, die daarmee een van de intrigerendste literaire experimenten in autobiografie voltooide. In 1992 kreeg hij de opdracht om het Boekenweekgeschenk van het jaar erop te schrijven: In de mist van het schimmenrijk, later in zijn volledige omvang gepubliceerd als Madelon in de mist van het schimmenrijk. Daartoe keerde hij terug tot het manuscript van zijn eerste, nooit gepubliceerde, roman van 1944 Argelooze terreur, later in zijn volledige omvang gepubliceerd als Madelon in de mist van het schimmenrijk). Niet helemaal voltooid vanwege zijn dood maar wel door hemzelf voor publicatie afgestaan tenslotte was de in 1995 verschenen roman Ruisend gruis, even polyfoon als gecondenseerd, met daarin stemmen uit zijn gehele oeuvre, surreëel en descriptief, duister en herkenbaar. Na een kort ziekbed stierf hij, op 27 april 1995.


Bronnen:





2.         Maak een (serie) foto’s waarmee je reageert op De donkere kamer van Damokles. Schrijf een toelichting (van maximaal een halve A4) waarin je uitlegt waarom deze foto’s aansluiten bij het boek en/of bij de genoemde thema’s: Illusie en werkelijkheid, oorlog, goed en fout, verzet en collaboratie, dubbelganger, held, inspirator.


Deze foto laat zien dat het verhaal van de donkere kamer van Damokles zich in de tweede wereldoorlog afspeelde. In deze periode was er oorlog, één van de thema’s van het boek.


De hoofdpersoon is Henri. Hij wordt vaker in het boek Osewoudt genoemd. Hij zou er zo kunnen uitzien. Een lelijke kleine jongen, met zijn hoge stem. Hij heeft geen baardgroei en hij is niet al te mooi.


Op deze foto zie je een jongen die verdrietig is. Dit zou Osewoudt kunnen zijn toen zijn eigen moeder zijn vader doodde.


Osewoudt erfde zijn vaders sigarettenwinkel, nadat zijn moeder zijn vader vermoord had. Hij ging hier samen met zijn nichtje Ria in wonen. Hij en Ria waren getrouwd. Het thema goed of fout past hierbij, omdat het goed is dat Osewoudt en Ria gelukkig zijn samen, maar het is niet goed om met je nicht te trouwen.


Op dit plaatje zie je twee mensen die heel erg op elkaar lijken. Dit hadden Osewoudt en  Dorbeck kunnen zijn, omdat ze heel erg op elkaar lijken. Daarom past het thema dubbelganger hierbij.


Op dit plaatje zie je iemand die een filmrolletje ontwikkelt. Dit had Osewoudt ook kunnen zijn die een filmrolletje voor Dorbeck ontwikkelde. Hierbij past het thema verzet en collaboratie bij, omdat hij zich hiermee tegen de Duitsers verzet. Dorbeck werd namelijk door de Duitsers gezocht.


Dit is een mislukte foto. Aan het einde van het boek maakte Osewoudt een foto samen met Dorbeck. Later in het boek werd duidelijk dat die foto mislukt is, dus we weten nog niet zeker of Dorbeck echt bestaat. Het thema illusie en werkelijkheid past hierbij, omdat je niet zeker weet of Dorbeck echt bestaan heeft.





 
 
 
 
 
Op het laatst in het boek wordt Osewoudt neergeschoten. Het thema held past hierbij, omdat Osewoudt zichzelf een held vond, omdat hij dacht dat hij de slechte mensen vermoordde.
 

3.         Op p. 319 staat een motto van de filosoof Ludwig Wittgenstein. Leg in eigen woorden uit waarom dit motto goed bij het boek en het thema past.

Het motto dat Ludwig geeft in dit boek vind ik best wel mooi. Hij zegt met andere woorden als ik hem niet kan vinden.  wil hij niet dat hij gevonden wordt. Hij niet naar mij zoeken en dan zal ik hem niet gaan vinden. Het motto past heel goed bij het boek past is omdat Osewoudt  Dorbeck zocht omdat hij hem vragen wilde stellen. Maar uiteindelijk is het toch niet duidelijk of hij echt heeft bestaan, omdat de foto die van hen is gemaakt, is mislukt.


4.         Verklaar de titel van het boek in eigen woorden.
 
De titel was eerst een compleet raadsel voor mij voordat ik het boek begon te lezen. Toen ik eenmaal in het boek aan het lezen was vond ik de titel van het boek nog steeds mysterieus. Ik zocht op internet wat Damokles (domacles met een c) betekent. Ik kwam bij een Griekse mythe uit. De uitdrukking “Het zwaard van Damocles hangt hem/haar boven het hoofd” is van de Griekse mythe afgeleid. Het betekent dat er continu gevaar dreigt. Ik denk dat Herman met de titel bedoelt dat er in de tweede wereld oorlog constant gevaar is. Ook Dorbeck loopt in het boek constant gevaar loopt, doordat hij die foto’s heeft gemaakt. Die foto’s moet je in een donkere kamer weer ontwikkelen. Vandaar dat er in de titel de donkere kamer wordt genoemd. In de donkere kamer is voor Dorbeck het gevaar dan ook heel groot.    
 
5.         Schrijf net zoals Claudia de Breij, zie blz. 3, een lofrede, minimaal 250 woorden, op het boek De donkere kamer van Damokles. Wat raakte jou in dit boek, waarom vond je het zo speciaal? (Je mag ook een polemiek schrijven en de roman aanvallen!)
 
Lofrede door Dennis  
 
Ik vind de donkere kamer van Damokles een speciaal boek, omdat het niet een boek is zoals alle andere boeken, die ik heb gelezen. De hoofdpersoon in dit boek is niet een held of heel stoer. De hoofdpersoon is juist een onzekere persoon. Het is wel een persoon met wie je gaat meeleven in het verhaal. Het boek is op zo’n manier geschreven dat het spannend wordt. Je wilt steeds weten wat er gaat gebeuren. Er gebeuren ook veel aparte gebeurtenissen. Dat maakt het boek ook leuk, omdat het verhaal daardoor onvoorspelbaar is en je nieuwsgierig wordt naar het einde Het boek begint een beetje vaag en was de manier van schrijven moeilijk om te volgen. Daarna wordt het boek makkelijker en veel leuker om te lezen.
In het boek zijn veel dingen onzeker en vaag en daardoor ga je veel meer over de gebeurtenissen nadenken. Het enige wat je zeker weet is dat het boek in de oorlog is. In het begin van het boek  lijkt Dorbeck ook echt te bestaan. Het verhaal is zo geschreven dat  je mening over het bestaan van Dorbeck aan het einde van het boek heel anders. Dorbeck kan echt hebben bestaan, maar het kan ook heel goed zo zijn  dat hij een verzonnen persoon is. Alle bewijsstukken zijn weg en ook iedereen die Dorbeck heeft gezien is verdwenen, behalve Osewoudt. Je moet dus zelf aan het einde van het boek kiezen of je gelooft dat Dorbeck heeft bestaan of niet. Dan gaat Osewoudt aan het einde ook nog dood. Het boek heeft dus duidelijk een open einde, en je blijft erover nadenken wat er daadwerkelijk is gebeurd. Ik vind het wel leuk dat het boek een open einde heeft, zodat je zelf hierover kan fantaseren en je zelf kan bepalen wat de waarheid is.